De winter van 2016 wil maar geen echte winter worden. Het is nu al medio februari en ik geloof er ook niet meer in, dat hij nog zal komen.
Ik heb de Enkhuizer Almanak er maar niet op geraadpleegd. Dat fabuleuze mysterieuze boekje verscheen vroeger steevast ieder jaar bij ons thuis.
Dat boekje doet op basis van natuurverschijnselen en boerenwijsheden allerlei kalenderaanbevelingen voor te verwachten oogsten en geeft nota bene een weersvoorspelling voor de komende winter. Er stonden ook van die simpele huismiddeltjes in. (Plantjes, kruiden en drankjes, als een probaat redmiddel bij allerlei fysieke ongeneugten)
Ik heb er zelf eigenlijk nooit in gekeken. Ik huldigde ongezien meer de nuchtere tegenhanger, algemeen bekend was met de kreet: "almanak, leugenzak".
Mijn moeder vond dat boekje wel leuk. Ik denk dat ze er niet echt op vertrouwde maar meer onder het motto: ja maar? … . je kunt het nooit echt zeker weten!
Het was voor haar een mooie aanleiding tot het onder alle omstandigheden acceptabele gespreksonderwerp met de klanten in onze kruidenierszaak, namelijk; "het weer" en daaraan gerelateerde onderwerpen; of er nu wel of geen strenge winter komt, of hoe de aardappels er bij staan, over aardappelziektes en of er al Colorado- kevers op de pieperstruiken waren gezien.
In onze winter - kinderjaren gingen wij als het erg koud was en het goed gevroren had, 's morgens snel naar beneden. Mijn moeder was dan al druk bezig om de kachel op te porren. Eerst vuur maken met een aanmaakturf en daarna gingen er eierkolen boven op. Dat gaf een gezellige stralingswarmte. Aan de voorkant de warmte voelen gloeien terwijl er nog wat rillingen over je rug liepen. We zaten dan om de kachel en kregen een warm bakje thee en soms ging er ook wel eens een lepeltje honing bij in.
Die turf kwam, in die jaren vijftig (van nog voor de ruilverkaveling) van een oom (boer), die in het huidige Veenschap een stuk grond had waar turf werd gestoken. Als kind kan ik mij nog herinneren, dat ik mee mocht turf halen. We gingen met een onbespannen ouderwetse houten boerenwagen.
Die wagen was voorzien van houten wielen met een ijzeren band er omheen. De wagen werd volgeladen met "'n kop d'r bovenop" en we trokken hem samen huiswaarts. Thuis werd het "tjörfhôk" er tot de nok toe mee gevuld. Dat was net voldoende voorraad voor één strenge winter.
Bij strenge vorst buiten, verkneukelden we ons dan lekker om de warme kachel. En dan kon het zo maar eens gebeuren, dat ma vertelde over vroegere strenge winters, zoals bijvoorbeeld de strenge winters van 43/44 in de oorlog. En als zij vertelde, dan hing ik aan haar lippen.
Nu ben ik al ouder dan mijn verhalende moeder destijds en ik heb ook zo mijn eigen ervaringen met strenge winters.
Het jaar 1967 was er zo één. Die is de geschiedenis ingegaan met de zwaarste Elfstedentocht aller tijden. Veel deelnemers vielen uit in een vliegende sneeuwstorm uit met bevriezingsverschijnselen. Die tocht werd toen gewonnen door Reinier Paping uit Ommen. In die tijd werd ik wel eens aangesproken met Gert Paping in plaats van Gert Pape.
Maar een strenge winter die nog het scherpst in mijn geheugen staat gegriefd is die van 1978/79.
Die winter van 1978/79 was een hele forse, die met trots het predicaat "barre winter" mag dragen. Die winter werd gekenmerkt door strenge vorstperiodes en twee hevige sneeuwstormen;
De eerste vond plaats op 30 31 december 1978.
De tweede kwam op 14 februari 1979. Deze is de geschiedenis ingegaan als: "Dé Sneeuwstorm van de eeuw". In het noorden stond een windkracht 9 en later in het oosten was een windkracht 8. In het noorden van Groningen waren dorpen totaal van de wereld afgesloten.
We woonden destijds in Hasselt, een mooie plaats in de kop van Overijssel. Een gelukkig gezin met (toen) twee kinderen en een baby van enkele maanden. Na de sneeuwstorm lag er in onze achtertuin een pak sneeuw van wel een halve meter.
1. de sneeuwstorm van de 14e februari 1979
De winter van 1978-79 was heel bijzonder. In die barre winter kwamen een aantal koude perioden voor waarvan er één, van 31-12-1978 t/m 06-01-1979, met zeer strenge vorst.Er waren in die winter ook twee zeer zware sneeuwstormen en het heeft meer dan eens geijzeld.
De eerste sneeuwstorm begon in de nacht van 30 op 31 december 1978 en trok in de loop van de dag over Nederland. De sneeuwstorm van 14 -02-1979 ging de geschiedenis in als de grootste sneeuwstorm van de 20e eeuw. In het noorden ging aan de sneeuwstorm eerst ook nog ijzel vooraf. Er was veel jachtsneeuw of driftsneeuw, er kwamen in de sneeuwstormen windvlagen voor van 90 - 100 km per uur.
Deze winter 1978/79 nam tot dat jaar de 2e plaats in van de strenge winters van Nederland. De gemiddelde temperatuur in de koude periode van 30 december een tot 5 januari 1979 kwam het kwik uit op de gemiddelde temperatuur uit van -10,2
Op sommige plaatsen waren sneeuwduinen ontstaan van wel 3 tot 6 meter hoog. Hele dorpen raakten volledig geïsoleerd.Bussen en treinen reden niet meer. Ziekenhuizen waren onbereikbaar. Er werd gehamsterd en brood en melk raakten uitverkocht. Het openbare leven kwam enkele dagen nagenoeg tot stilstand. Ook boeren hadden grote problemen; de afvoer van melk stagneerde evenals de aanvoer van veevoer.
Van januari 1977 tot mei 1981 werkte ik als (rijks)politieman te Hasselt, een mooi Hanzestadje aan het Zwarte Water, een beetje Madurodam van onze hoofdstad, met enkele gelijknamige grachtstraten en ook zo'n typische antieke Hollandse houten ophaalbrug.
Hasselt beschikte over een bescheiden politiebureau, aan de Dr. HA.W. van dr. Vechtlaan 32, een ruimte die maar net voldeed aan de vastgestelde behoefte van toen 6 politieambtenaren. Het bureau was simpel van constructie, al even rechthoekig en afgeplat als de naast gelegen bibliotheek.
Ik had die middag alleen bureaudienst en ik keek vanuit het raam naar de constante aanvoer van sneeuwvlokken, die allemaal mijn kant op leken te komen. Het sneeuwde on-onderbroken door en de sneeuwlaag werd al wat dikker. Later op de middag kwam de eerste melding van verkeershinder i.v.m. sneeuw binnen. Het verkeer op de Verkavelingsweg was vastgelopen. Via deze weg waren de buurtschappen Holten, Genne en Streukel te bereiken, die onder de gemeente Hasselt vielen, ons bewakingsgebied. Deze weg werd veel gebruikt door forenzen uit de kop van Overijssel, die werkzaam waren in Zwolle.
Ik ging maar eens en kijkje nemen. Ik was nog maar amper buiten de bebouwde kom of ik zag dat er zich zogenaamde sneeuwduinen aan het vormen waren. Buiten het dorp had de wind, op de vlakte, helemaal vrij spel. Nog voor Genne parkeerde ik de politiebus veilig op een oprit van een woning. Verder rijden vond ik niet meer verantwoord. Lopend ging ik verder. Onder invloed van een forse aanwakkerende wind hadden zich nu al flinke sneeuwduinen gevormd. Deze duinen ontstonden doordat de horizontaal aangevoerde sneeuw werd afgeremd door de takken van de groensingel langs de weg en dan neervielen en ophoopten.
Enkele automobilisten hadden hun auto onbeheerd achtergelaten op de weg en die waren inmiddels bijna tot de helft in de sneeuw verdwenen.
Even verderop trof ik een chauffeur van een grote bulkwagen, die veevoer moest afleveren bij boeren te Genne. Hij zat ook vast in de sneeuw. Ik merkte, dat een veilig gebruik van de weg niet meer mogelijk was. Ik gaf al mijn waarnemingen door.
Er zou een shovel komen van een lokaal loonbedrijf om de vrachtwagen-chauffeur te ontzetten want het vee moest natuurlijk wel het voer hebben. Ik bleef staan voor weg -beveiliging.
Inmiddels merkte ik dat sommige auto's nu geheel onder de sneeuw waren verdwenen. Deze stonden langs de groensingel en allen in de richting van Hasselt.
Ik ving bij de eerste onder de sneeuw verdwenen auto de shovelbestuurder op en gaf hem de posities van de andere auto's en de vrachtauto door. Hij moest alleen de uiterste rechterkant van de weg volgen althans inschatten waar deze was.
Gemeentepersoneel had inmiddels aan het begin de weg al afgesloten. Daarna heb ik mij afgemeld en ging ik richting bureau.
Ik heb daar zeker wel anderhalf uur gestaan in die vliegende sneeuwstorm bij ijzige vrieskou. De sneeuw en harde wind had vrij spel op mij hoofd. Ik had in-kouwe oren.
Ik was gekleed in uniform met winterjack aan en sjaal om en de politiepet op m'n knar. Mijn oren waren onbedekt. Later heb ik de sjaal over de oren en om mijn hoofd getrokken en met de pet vastgeklemd. Maar dat was kennelijk al te laat. Mijn rechteroor is kennelijk bevroren geweest en vertoonde daarna wekenlang nog ontbladeringsverschijnselen.
Die barre winter liet daarna nog wel 10 jaar gelden. Elke winter wanneer het weer ging vriezen begon mijn oor te steken.
2.
Van strenge vorst,
een bevroren vermogen
in een visgraadjas
en een zielige zonderling
Op een dag in januari of februari 1979 (?) zei mijn buurman, dat men een man had aangetroffen in de nissenhut, op het terrein van de zandwinning in de Mastenbroekerpolder.
Die man had daar zijn toevlucht gezocht om te schuilen tegen de hevige sneeuw en kou. Eerder al, vanaf de voorlaatste dag van 1978 had de winter keihard toegeslagen Er raasde een sneeuwstorm over Nederland, die direct daarna gevolgd werd door een periode met strenge vorst.
De aangetroffen man werd afgevoerd naar het ziekenhuis te Zwolle in verband met onderkoeling - en/of bevriezingverschijnselen. In het ziekenhuis werd hij uit zijn stijf bevroren dikke visgraatjas gepeuterd. Die jas bleef door de vorst gewoon rechtop staan. Die jas bleek veel geld te bevatten, in totaal wel voor een Fl. 25.000,= aan bankbiljetten. Mijn buurman had dit gehoord van een familielid die in de buurt van de nissenhut woonde en die had de man daarna ook nog opgezocht in het ziekenhuis.
Dat verhaal schoot me weer te binnen toen ik de volgende dag op het politiebureau het rapportenboek las, de politieverslagen van dag tot dag. Hierin had een collega opgetekend, dat hij een aangetroffen fiets had opgehaald bij die nissenhut aan de Kerkwetering. Die fiets stond nu in het fietsenhok op de binnenplaats van het bureau in een open fietsenstalling.
Ik vertelde hem mijn verhaal over die half bevroren zwerver en adviseerde hem om die fiets nog eens goed na te kijken. Hij lachte mij uit, recht in mijn gezicht en zei: "Ha ha, en nu denk jij zeker, dat daar ook nog een bult geld in zit?"
De volgende morgen waren we beiden weer op het bureau en ik vroeg hem of hij de fiets al nagekeken had. Nee, dat had ie niet gedaan. "Dan doe ik dat wel even", zei ik. De fiets werd door mij in het fietshok nader onderzocht. Het was een damesfiets met twee bolle strakgespannen en gevulde fietstassen.
Boven in één van de fietstassen zaten keurig verpakte nieuwe messen en scharen, in verschillende soorten en maten.
We hadden kennelijk te maken met de handelswaar van een marskramer, een reizend handelaar, die van deur tot deur ging om zijn handel aan de man te brengen. Onder die messen en scharen, zag ik strak dichtgeknoopte en gevulde sokken. Verder zaten er ook nog stukken voeringstof in, eveneens bolrond en gevuld en met enkele grove steken waren dichtgemaakt.
In de andere fietstas zaten o.a. persoonlijke kleding, een toilettas met inhoud en wat girorecuutjes. Alles meegenomen en naar binnen. We zaten gezellig rond de tafel maakten de sokken en voering open en er kwamen stapels bankbiljetten uit. We zochten alle soorten bankbiljetten per soort bij elkaar en uiteindelijke lag er een hele berg geld op de tafel.
Er waren veel bankbiljetten bij die al enkele jaren niet meer in omloop waren en die door de Nederlandsche Bank werden ingenomen. De randen van veel bankbiljetten waren aangetast door vocht. Onderin de fietstas zaten gestempelde reçuutjes van Giro. De man had wel trouw iedere maand ergens in de provincie Utrecht zijn AOW opgehaald.
De verschillende soorten bankbiljetten, hadden in totaal een waarde van Fl. 40,000,=
Deze noeste marskramer, die de jaargetijden trotseerde, bleek niet bestand tegen de extreme winterse omstandigheden van de barre winter van 1978-79, een echt uitzonderlijk jaar. Hij was naar het ziekenhuis gebracht, waar bevroren tenen, vingers en delen van de oren werden geamputeerd. Dat heeft helaas niet mogen baten want na een korte verblijf is hij alsnog overleden.
Het was een oudere man, die van plaats naar plaats ging en van deur naar deur om zijn handel aan de man te brengen. Als vervoermiddel gebruikte hij daarbij alleen zijn fiets. Met die handel vulde hij zijn leven en ook zijn portemonnee, pardon eh…. fietstas. Hij was niet getrouwd en had ook geen kinderen. Ergens in het midden des land had hij zijn huisje maar daar was hij bijna nooit. Hij was zo'n typische Einzelganger, een in zichzelf gekeerde, introverte man, die leeft in een zelf gekozen isolement van verheerlijkte eenzaamheid. Zijn huis en de noodzakelijke administratie werden bijgehouden door een familielid.
Het aangetroffen geld heeft via een officier van justitie, de Nederlandse Bank en door toepassing van het erfrecht zijn weg naar de rechthebbende(n) wel gevonden.
Ondanks dat het in de winter van 1979 enkele keren flink heeft gevroren is er geen Elfstedentocht verreden. Waarschijnlijk vanwege de vele sneeuw, die de ijsgroei belette.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten