Een dichter
heeft een doel voor ogen.
waarmee hij iets wil zeggen
dat hij in meerdere strofen hoopt uit te leggen.
Die dichter,
dicht en dicht en heus niet saai
maar juist heel wonderlijk en fraai
geeft hij aan dat doel dan zijn dichterlijk gevoel.
Die dichter,
doet ten lange lest zijn uiterste best
om met zijn vermeend poëtisch vermogen,
nauwkeurig taalkundig gericht, in dat gedicht
daarin ook nog het literaire gehalte wat te verhogen.
Die dichter,
wist eerst niet hoe te beginnen
maar rijmt en lijmt dan vele klaar klinkende volzinnen
tot één geheel van ‘n gedicht van redelijk poëtisch gewicht
hij snapt het niet hoe hij dat zelf ooit heeft kunnen verzinnen.
Hij kiest zijn woorden zorgvuldig uit
en neemt na afweging een verantwoord besluit
om die woorden waarvoor hij dan is gezwicht,
zeer zeker op te nemen in zijn verhalend gedicht
en hoopt hiermee een poëtisch hoogstandje te hebben verricht.
Wat hij voorheen altijd voor zichzelf bewaarde
stelt hij rijmend nu beschikbaar voor elkeen op aarde.
Het gaat echt werkelijk zijn verstand te boven,
dat er mensen zijn, die hem om zijn dichtkunst loven.
Maar hij
raakt wel enigszins verstoord,
Wanneer hij van anderen hoort'
dat iemand hem als dichter
volledig
de grond in boort.
Die ontberen ten enen male nu dat euforische lyrische gevoel
van ‘t door die dichter juist zo goed beoogde doel
zij
zullen nu moeten leren, dat zij zich wel degelijk vergissen
en daardoor nu net de zin van dat lyrisch gedicht gaan missen.
Een krantenman zei ooit eens tegen mij
bespaar mij alsjeblieft voor die onbegrepen brij
van kronkelingen van een zelfingenomen dichter.
Maar kijk dan ook eens naar al die verwikkelingen in de krant
daarvan wordt men in het land toch ook lang niet blij.
Zoek dan ter afwisseling maar eens heel gericht
naar het frivool vermakelijke en nietszeggende gewicht
van dit langlopend al leuterend en onbegrijpelijke gedicht.