Gert Pape - Historisch Museum Vriezenveen
Westerhaar -Vriezenveeensewijk is van oorspong een rasechte veenkolonie: hardwerken en bittere armoe en achterstelling. De naamgeving rond het tweelingdorp kent een lange en bewogen geschiedenis (1933-1955). De bestuurlijke overheid bleek niet in staat om met een breed aanvaardbare oplossing te komen. Bestuurlijk nam men afstand en het dorp raakte achterop en in een isolement.
Met de huisvesting was het destijds slecht gesteld. Er waren nog plaggenhutten, die verstoken waren van sanitaire voorzieningen. Bovendien kwamen er vele gedwongen huwelijken voor, wat leidde tot overbevolkte woningen. Omliggende plaatsen namen daardoor duidelijk afstand van het tweelingdorp. Er werd echter zelf weinig ondernomen om de situatie te verbeteren en ook de overheid deed niets aan deze mensonwaardige omstandigheden.
Geelzucht epidemie 1967
"In mei 1967 brak in Westerhaar-Vriezenveensewijk een geelzuchtepidemie uit. Van de 4000 inwoners zijn er ruim 700 ernstig besmet geraakt. De epidemie werd snel onderkend door de enige arts van het dorp, dokter De Vries. Op de scholen werden direct richtlijnen bekendgemaakt om de hygiëne te bevorderen. De spoedig getroffen maatregelen konden de epidemie niet tot staan brengen. Tot op de dag van vandaag is de epidemie een traumatische ervaring voor de hele gemeenschap. Er was geen gezin waarin niet iemand aan de ziekte leed. De slechte sanitaire voorzieningen en het geringe hygiënische besef van de bevolking worden genoemd als de mogelijke oorzaak waardoor de epidemie kon ontstaan. Later werd de waterleiding als mogelijke verspreider van de ziekte genoemd. In oktober 1967 werd het laatste geval van geelzucht aangegeven en hiermee was de epidemie tot staan gebracht".
Na de epidemie veranderde er in vijftien jaar veel voor het dorp. In de jaren zeventig werden er vele woningwetwoningen uit de grond gestampt en werd de oude bouw totaal gerenoveerd. Dit was het grootste renovatieproject uit die tijd. Er was een bedrag van zeven miljoen gulden mee gemoeid. Ook nam men maatregelen om het onderwijs te verbeteren, het analfabetisme te bestrijden.
In 1988 schreef men over een grote (seizoens)werkeloosheid, die in de beginjaren 80 opliep naar 50% mede door het ineenstorten van de bouwsector. Er was een vrij eenzijdige beroepsbevolking in het dorp, dat zelf maar weinig eigen industrie kende, alleen het stratenmakersbedrijf was goed vertegenwoordigd.
Update
Nu rijdt men, ongeacht uit welke richting men ook komt, het dorp binnen over ruime asfaltwegen met fraaie woningen en verzorgde tuinen. Het dorp kan goed wedijveren met de plaatsen in haar omgeving en deelt volledig en gelijkwaardig mee in de Twentse conjunctuur.
Op industrieterrein "de Garstelanden" zijn nu verschillende takken van industrie gevestigd. Het dorp beschikt over een prachtig Kultuurhuus met sportaccommodatie, dat tevens de beschikking heeft over sociale- en medische voorzieningen. Er is een nieuw verzorgingstehuis gerealiseerd en lokale scholen zijn samengevoegd in een nieuw en modern gebouw. Middenstandszaken zijn redelijk vertegenwoordigd.
Er is een hechte dorpsgemeenschap met een breed verenigingsleven en met gedreven vrijwilligers. Het heeft een damclub die jarenlang landelijk op topniveau presteert en die in de beginjaren 80 in haar eigen gebouw de wereld-jeugd-damkampioenschappen mocht organiseren.