Heel, heel lang geleden leefde een lief klein Vjeans meisje. Roodkapje noemden ze haar. Want ze droeg altijd een rood mutsje dat haar moeder had gebreid van wol dat ze op de markt had gekocht. Dat mutsje droeg ze elke dag. Het stond haar ook zo mooi bij dat korte jakje waarmee ze 's zondags naar de kerk ging.
Het was bijna Oald en Niej. Moeder had koekjes gebakken met 'n warm wafelijzer en Roodkapje moest dat naar opoe brengen. Moeder had ook nog een Tulband gebakken in een cakeblik met zo'n transparant bovendeksel op een wakkerend vuurtje van 't petroleumstel. De knieperties werden in een fraai beschilderd en bewerkt koekblik gedaan. De cake lag op een Delftsblauw bord en er was een theedoek omheen geknoopt met ook nog een pakje roomboter van de melkfabriek er bij. Alles gepakt in een door vader gevlochten wilgetenen mand met hengsel en nu ging roodkapje ermee op pad.
Opoe woonde in een dicht bos helemaal voorbij 't Veenschap. Roodkapje volgde het binnendoor - weggetje van vader. Bie 'n boerderieje loangs 't huus, waver de stiege van de waid'n van 't Vjeanse slagenlandschap, nao 'n kapbaig 't zoandpad op, waver 'n vloonder van 'n Laidink en dan duur 't Veenschap waar gestoken turven in stapels liggen te drogen. Dan nog een paar honderd meter door 't dichte bos.
Roodkapje was een beetje bang. Ze had verhalen gehoord van een hééle…. 'n hééél'n groot'n hellegen hoond, die de buurt onveilig maakte en in staat was om schapen, reeen en kleine meisjes in een hap te verslinden.
Ze dook diep weg in haar opstaande mantelkraag en tornde tegen de joelende wind op. Ze liep vlug door en slaakte een zucht van verlichting toen ze bij opoe binnen stapte. Opoe was zo blij haar te zien en stond op met haar bijna tandeloze mond wijd open gesperd van verbazing. En uit die gapende grot met slechts één tand kwamen de woorden:
"Oh... oh, wat sììnk toch bliede, mien màgie, da'k die zei-je en doe hest oons ok nog wat met-e-bracht".
Roodkapje vloog in de armen oma:
"Och opoe, 'k was toch zó bange vuur dèn Hellegen hoond."
Roodkapje vloog in de armen oma:
"Och opoe, 'k was toch zó bange vuur dèn Hellegen hoond."
Toen klonk vanuit zijn vaste leunstoel naast het keukenfornuis opeens de stem van opa. Zijn pet hangt aan de punt van de stoel en hij neemt zijn pijp uit de mond en zegt geruststellend:
"Vuur dèn hellegen hoond hauf ie neit meer boange te wjààn.
Dèn wolf heb ze bie de Kloosterhaar al dood-e-schwätt'n.
Ik heb dat bericht al binn'n e-krieg'n op mien computer en d'r is zelfs een Youtube-filmpie vaon."
Ja, ja, opa is bijna 120 jaar en ziet 2019 en de computer helemaal
zitten. Welkom in de gedigitaliseeerde wereld! Ook de ouderen kunnen er niet aan ontsnappen.
Maar gelukkig hebben ze Roodkapje nog om te helpen.
Maar gelukkig hebben ze Roodkapje nog om te helpen.
Ook nog een gelukkig Nieuwjaar!