Precies een eeuw geleden (1921) schreef Jonker een commentaar op een artikel in de “Driemaandelijkse Bladen” een uitgave van de “Vereeniging tot Onderzoek van Taal en Volksleven in het Oosten van Nederland. Hier volgt een beknopte samenvatting;
Staphorst, oorspronkelijk een veenkolonie, is een streekdorp, de huizen liggen, soms twee of meer, op enige afstand achter elkaar op lange smalle stroken land, doorsneden door de straatweg, de diek. Van het grasland, ten noorden, deels ten noordwesten van de diek zegt men dat het buten, van het bouwland, ten zuiden, deels ten zuidoosten, dat het boven ligt. Wie an diek staat, kan dus vier richtingen uit, en boven of boveruut, en buten of butertuut, en oostert of oostertuut en westert of westertuut. De lange smalle erven zijn onderling gescheiden door sloten, meestal aan weerszijden met hout beplant, er langs loopt op elk erf een steeg, een in den regel onbestrate toegangsweg; voor zover hij langs een huis leidt, draagt hij den naam van brink .
Dit geldt ook voor Vriezenveen, als men daar op de weg staat kan men ook vier richtingen uit, hèn bwaven of bwaeverin, hèn buten of butertin, hèn oostert of oostertin, hèn westert of westertin. Daar ligt het bouwland ten noorden van den weg dat is bwaven, het grasland ten zuiden van den weg dat is buten.
De Staphorsters helpen elkaar tegenover vreemdelingen tot het uiterste, tegenover niet Staphorsters zijn zij één. Dit gemeenschapsbesef spreekt zelfs uit het groeten. Als iemand voorbijkomt hoort men hier zelden uitsluitend de gewone dorpsgroet: goeden dag, maar in den groet spreekt een besef van deelneming in de arbeid, die de ander verricht. Is iemand aan ’t ploegen dan luidt de groet: an ’t bouwen?, is iemand aan ’t oogsten, dan luidt hij: an ’t rogge halen? en zo klinkt de groet steeds in een vragende vorm, op de manier waarop buur of dorpsgenoot zijn werk doet. Dit is ook herkenbaar in Vriezenveen.
Evenals Staphorst is Vriezenveen een Friese veenkolonie, beide dorpen werden verplaatst naar gelang het veen was afgegraven en de bodem tot ontginning was gebracht, de kerken van beide dorpen zijn daardoor enkele keren verplaatst.
In een proces te Staphorst over scheiding en verdeling van een hoeve en akkerlanden werd door een advocaat aangevoerd, dat de Vriezenveense landen van gelijke nature zijn als die van Staphorst en Rouveen met het onderscheid dat de laatste boven hoe langer hoe meer scherper toelopen (enz)
Te Staphorst werd oudtijds het plaatselijk bestuur gevormd door het college van zestienen, te Vriezenveen door een dito van kerkmeesters en zestienen.
Jonker citeert anno 1921 ten slotte een uitspraak van Dr. Blink van het Tijdschrift van het Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap:
„Als men iemand die Staphorst vrij wel kent, plotseling in Vriezenveen plaatst, zou hij den overgang schier niet hebben bemerkt”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten