"Ach moe, vertel nog 's wat waver 'n oorlog"
Begin 60 - er jaren van de vorig eeuw zaten we bij streng winterweer 's ochtends vroeg om een loeiende en gloeiende kachel. Mijn broer en ik waren net uit het bed gestapt op onze niet verwarmde slaapkamer. Het had die nacht hard gevroren en de rijp zat op de dekens. We trokken onze voeten af van de verchroomde kruik die ma ons 's avonds daarvoor had meegegeven. Die warmwaterkruik was netjes verpakt in een zelf door ma gehaakte kruukezak, van boven dicht gestrikt was met een soortgelijk koordje.
Op onze slaapsokken haastten wij ons naar beneden. We schaarden ons aan weerszijden van dat loeiende apparaat van meneer Pelgrim. Die kachel was door ma al lekker opgestookt met aanmaakturf en ze had er ook wat hout bijgegooid. Dat knetterde dan zo gezellig met af en toe een harde knal. Dat hout kwam van sinaasappelkistjes uit de kruidenierszaak van pa. Die had ik eerder in 't tjörfhôk op het houtblok met de biele al fien-e-maakt. Ma deed er eierkolen bovenop die roodgloeiend de keuken wat langer verwarmden.
Die kachel liep aan de bovenkant uit in een brede rechthoekige zwarte plaat. Die plaat had enkele mogelijke ronde openingen. Die rondingen (deksels) konden worden verwijderd met behulp van de punt van de pook. Zo kon er dan direct op open vuur worden gekookt. De rookgassen werden afgevoerd via zwarte glimmende kachelpijp die in een opening van de schouw verdween. Die kachel gaf een enorme stralingswarmte. Aan de voorzijde werd je lekker warm en aan de achterzijde voelde je soms nog koude rillingen op de rug.
Van ma kregen we allebei een lekker warme beker thee. En terwijl we daar zo gezellig bij elkaar zaten, werd er wel eens gevraagd:
"Ach moe, vertel nog 's wat waver 'n oorlog".
En ma vertelde:
Het was half april 1945 en het was oorlog. Mijn ouders woonden in een oude boerderij. Aan de voorzijde had mijn vader een kamer ingericht als winkel, een kruidenierszaak die hij had opgestart na zijn ontslag in de crisistijd van de beginjaren 30 . Naast de gewone grutterswaren verkocht hij ook klompen, in Vriezenveen destijds een zeer gangbaar artikel. Mijn moeder had bij de klompenmaker te Enter een nieuwe voorraad gehaald en die hingen aan weerszijden aan het stuur van haar fiets.
Toen ze bij Wierden was kwam er een geüniformeerde Duitser naast haar fietsen, die samen met haar op fietste en gewoon om een praatje verlegen zat. Ma voelde zich erg ongemakkelijk om met de vijand te worden gezien maar ze durfde niet wat te zeggen. Ze hoopte dat hij weg zou gaan maar dat deed hij niet, vertelde zij. Hij was wel een heel aardige man. Hij vertelde over zijn leven in Duitsland en hoe hij soldaat werd in een oorlog , die hij ook niet gewild had. Al pratend waren zij doorgefietst tot aan ons huis. Maar toen ze dacht eindelijk van hem verlost te zijn nodigde hij zichzelf uit voor een bakkie koffie bij haar thuis. Ma voelde zich daardoor nog meer opgelaten maar ze durfde niet te weigeren.
"Maar ik heb nog wal tieg'n hum e-zegd, datte de fietse mar achter 't huus neer mos zett'n, uut 't zicht. Jao...., wat soll'n de luie d'r wal neit van dèènk'n. Och, ik was toch wa zo bliede, dat veertien later 'n oorlog was af-e-loop'n.".
Mijn moeder zat toen heel wat minder gezellig en o zo gespannen bij diezelfde kachel. Die kachel was trouwens koud, hij brandde niet. Er klonken dus ook geen knallen van vuurspattend hout. Maar als die Duutser goed luisterde, kon hij toen, daar bij ons in de keuken, het kanonnengebulder al horen van het steeds verder oprukkende geallieerde front .
Mijn moeder heeft die Duitser nooit meer gezien en ook zijn fiets niet. Die fiets heeft hij waarschijnlijk nog een keer gebruikt voor zijn volgende reis, naar de Heimat, terug naar waar hij hoort.
Dit simpele verhaal symboliseert wel duidelijk wat de oorlog met je doet. Het ontnam mijn moeder de vrijheid om te zeggen wat ze werkelijk dacht en de angst overheerste. Toen ik dat verhaal hoorde was ik 12 jaar en begreep dat nog niet ten volle.
Toen ik 19 jaar was moest ik in militaire dienst, vier maanden in Nederland en veertien in Duitsland. Een regelrecht gevolg van het feit dat die Duitsers ooit de oorlog zijn begonnen. Wat heeft het hen en ons gebracht? Niets anders dan ellende.
Oorlog kent alleen maar verliezers. Daarom ik koester onze vrijheid en streef voortdurend om moeilijkheden in vrede op te lossen.