Sinds vorige
eeuw, anno 1970, siert mijn bovenlip een harige begroeiing, algemeen aangeduid
als "snor". Die groei is destijds geheel spontaan ontstaan en het
tiert sindsdien welig. Enige kunstmatige bemesting is nimmer nodig gebleken. Vanaf
mijn 15e was al ik genoodzaakt om mij soms twee keer per dag te moeten scheren.
Bovendien groeit er ook nog andere gezichtsbeharing op de kinnebakken en het
geheel noemt men een volle baard. Die baard houd ik tegenwoordig, geheel
volgens huidige trend, kort. Mijn snor is daarentegen altijd vol en fors
geweest, een redelijke respectabele knevel.
|
stage Ommen 1976 |
Met die baard en
snor,
op gezicht en
rond de mond,
loop ik op deze
aardbol
dus nu al 46
jaar in 't rond.
Baard en snor
geven mij status, een gevoel van eigenwaarde, het is mijn image, zo ben ik en
zo ben ik te herkennen voor de
buitenwereld. Het is mijn handelsmerk en
het wordt op de duur een deel van jezelf.
Zonder dat ding zou ik mij beschaamd en naakt voelen.
Met mijn snor zit het dus wel snor!
|
Westerhaar 1982 |
In het verloop
van die harige 46 jaar is de baard er echter
drie keer af geweest, zij het steeds voor hele korte periodes. De laatste keer
dateert alweer van 1983.
Op een dag
besloot ik, waarschijnlijk in een moment van psychische onzekerheid, of misschien
wel in een vlaag van verstandsverbijstering, om mijn snor en baard af te
scheren. Ik was mij helaas op dat moment onvoldoende bewust van de complete vernietiging
van mijn gestaag opgebouwde image. Onze vier koters kwamen, onwetend van deze
kaalslag, van school thuis, wierpen een verdwaasde blik op de man, die aan
tafel zat en vroegen verschrikt aan mama, wie die vreemde kerel daar wel
was. Ja, dat was even schrikken.
Oef.....gelukkig ..... enkele weken later zat hij er al weer vol op. Sindsdien ben ik steevast veel evenwichtiger geworden; baard en snor
bleven erop, ook al deed de tijdgeest haar slopend werk en roestte hij van
zwart via peper en zout naar grijs .
|
Vroomshoop 1975 |
Als ik over een
baard spreek dan bedoel ik een echte baard. Dat geldt nog meer voor de snor.
Die snor is dus mijn statussymbool. Het geeft mijns inziens een typische
volwassen mannelijke indruk. Nee, niet
zo'n dun vlassig gevalletje, dat zelfs met enige stimulerende middelen nog niet
tot volle wasdom wil komen. Die zwak mentale snorremansen halen hun hele
zelfbeeld van mannelijkheid naar beneden.
De start van mijn
baard en snor in 1970 viel in de tijd van
de Beatlemania. De Beatles hadden een trend gezet met lang(er) haar en dit
vervolgens later uitgebreid met een snor, bij het uitkomen van hun
wereldberoemde en nog steeds door mij gewaardeerde LP: "Sergeant Peppers
Lonely Hearts Club Band". De revolutionaire intrede
van langer haar en nota bene ook nog een baard ging binnen ons orthodox
denkende ouderlijk - gezin bepaald niet geruisloos. Maar algauw volgden er
anderen en het fenomeen groeide uit tot een wereldbreed gevestigde cultuur, die
jaren heeft voortgeduurd.
Sinds de intrede
van het langere haar gingen kappers andere prijzen berekenen. In mijn stiekeme
aanloop naar dat langere haar ging mijn opdracht voor de kapper: "nou,
doe d'r mar veur vief en zeumtig cent òf"
ineens niet meer op. Ik vermoedde dat het thuisfront en de kapper zo mogelijk
onder één hoedje speelden. Maar toch liet ik mij het bloempot model niet meer
aanmeten.
'k Heb weinig
gelift in mijn leven maar die eerste keer, ja, dat heugt mij nog steeds. Ik sta
in Almelo langs de Rijksweg 36 en steek hoopvol en angstvallig mijn duim
omhoog. Stopt er warempel binnen enkele minuten al een auto. Het raampje van het linkerportier wordt door
de overhellende chauffeur open gedraaid en ik kijk hem met een snelkloppend
hart verwachtingsvol aan. Hij vraagt: "Woar
meuj hèn?". Ik antwoord: "Noar Vjenne" (Vriezenveen
voor niet -Tukkers) "Oh",
zegt ie: "ik dache noar de kapper".
Daarna rijdt ie weg, met gierende banden en een bulderende lach, die via het
nog geopende raam alle andere verkeersgeluiden overstemt en mij in desolate
toestand achterlaat. Nee, liften was niet zo mijn ding.
Eens stond ik in
Duitsland te liften.(1971) Ik was daar als Nederlands dienstplichtig militair
gelegerd. Ik werd daar, zonder enig aanzien des persoons, meegenomen door een
vrachtwagenchauffeur, die me meer dan 100 km' s verder op weg hielp. Dat was
probleemloos liften, zelfs met baard , snor en lang haar. Ik voelde mij gelukkig,
overtuigd, dat de wereld er toch op vooruit gaat.
Thuis waren we
met 6 kinderen waarvan vier jongens, pardon mannen, in leeftijd verdeeld over
22 jaren. Er is zelfs een tijdje geweest, dat we alle vier gesierd waren met
een baard.
Het zit dus wel
snor met mijn snor.
Ja, waar komt die
uitdrukking nu vandaan? Er zijn geen
publicaties die een directe uitleg geven. Aangetoond is, dat deze uitdrukking
voor het eerst is verschenen in een publicatie van de Gelderlander in 1948. Het
is oorspronkelijk vermoedelijk afkomstig uit de soldatenwereld en het is daarna
overgenomen in de volkstaal. Als synoniemen
voor de uitdrukking "het zit wel snor" worden voorgesteld: "dat
heeft ponum" en "dat heeft smoel". Creatieve geesten snappen dat
vermoedelijk wel... maar ja, eh.... ach, u weet dat vast wel.
Eén van de vele toebedeelde
betekenissen van "de snor" is de aanduiding voor een "politieagent"
of diender. Kijk, dàt vind ik nou leuk. Dit zou zijn voortgekomen uit het
clichébeeld van stereotiepe agenten uit oude Hollywoodfilms. Aan de grootte van
de snor, opgepimpt tot een stevige indrukwekkende knevel, in combinatie met een
uniform, werd gezag ontleend. In Nederlands is daar ook een sprekend voorbeeld van, ons aller Bromsnor. Van zijn
snor hebben ze later een schrobbezem gemaakt, geloof ik.
|
juli 2015 |
Hoe het ook zij
en wat er ook gebeurd, die snor hoort bij mij en hij gaat er "never of nooit niet"
af!
En als ik deze wereld eens met gestrekte oortjes verlaat dan hoop ik niet dat
ze mij stiekem nog van mijn statussymbool: "de snor" beroven.Ik overweeg nog
of ik dit ook notarieel vast moet laten leggen.
Tot snor!