zaterdag 20 november 2021












Een molen heeft vier wieken,
die wentelen heel gezwind
op het waaien van de wind.

Soms valt de wind wel eens even weg
dan heeft de molenaar gewoon pech
dan draait er van dat machtig mechaniek
nog geen enkele wiek.

De molenaar, geërgerd en in zijn wiek geschoten
heeft toen tot drastische maatregelen besloten:
"ik vind het voor de mens van algemeen belang
dat ik die wind door iets anders vervang."

Hij vond iets nieuws, de elektromotor,
die mechanisch elke wiek aandrijft als een rotor.
De molen draait als van ouds weer heel gezwind
nu zelfs zonder het waaien van de wind.

En het zal u niet verbazen,
dat de molenaar blij en dankbaar zei:
“gelukkig dat ik zelf niet hoef te blazen."


© Gert Pape

woensdag 27 oktober 2021

Kantoorpersoneel Jansen en Tilanus ca. 1954


De textielindustrie is in Vriezenveen gedurende lange tijd van grote economische betekenis geweest. De oorsprong lag bij de linnenhandel (handweverijen) als huisnijverheid. Deze activiteit werd verder uitgebouwd in de loop der jaren en zo ontstonden er meer ondernemingen die zich fabrieksmatig bezig hielden met het vervaardigen van textiel; onder andere: Jansen en Tilanus, Damastfabriek de Lange en Jonker en de Gebr. Hospers.

Maar de grootste van deze was Jansen en Tilanus. Deze fabriek was gestart in 1869 en heeft bestaan tot 1981. De beste jaren van Jansen en Tilanus waren de jaren 40 - 50 van de vorige eeuw. In die naoorlogse tijd trok de (inter)nationale handel weer aan. Dat leidde tot productieverhoging en daarmee tot uitbreiding van het aantal werknemers tot 1200. In vele Vriezenveense families zijn er wel 1 of meer gezinsleden werkzaam geweest bij Jansen & Tilanus.

Onlangs kreeg ik de beschikking over foto’s uit die tijd, afkomstig van een voormalig administratief medewerkster. Een foto van het totale administratieve personeel dat het bedrijf ondersteunde.

Zij heeft bij Jansen en Tilanus gewerkt van 12 september 1949 tot 23 april 1955. Bij haar afscheid kreeg zij als dank een boek met daarin op het schutblad de handtekeningen van haar collegae kantoorpersoneel.

*  Zij nam afscheid van Jansen en Tilanus om verpleegster te worden bij Ziekenzorg Enschede.

*  Daar werd zij in 1958 benoemd als waarnemend hoofd van de kraamafdeling.

*  ging een jaar later op verzoek van de directie op leerstage in Engeland en werkte een half jaar in het Stoke Mandeville hospital en een halfjaar in het universiteitsziekenhuis te Cambridge.

*  keerde terug naar Enschede en werd daar hoofd van de Neurochirurgie, de dwarslaesie- en Intensive Care afdeling.

* Trouwde later met een longarts van de maatschap longartsen in het ziekenhuis Stadsmaten te Enschede. Vanaf die tijd deed zij het secretariaat en de boekhouding voor de maatschap en hield gesprekssessies met patiënten te Oldenzaal.

Op 15 september j.l. is zij op 88 jarige leeftijd te Ootmarsum overleden. Haar naam was Riet Pape, in februari 1933 geboren als dochter van dorpskruidenier Pape, wijk 6 nr 628.
Mijn zus.





woensdag 6 oktober 2021

Van grafmonumenten naar historische documenten


 OUDE BEGRAAFPLAATSEN KUNNEN WELKOME INFORMATIEBRONNEN ZIJN BIJ GESCHIEDSCHRIJVING. ZO’ N OUDE DODENAKKER IS DAN ZOMAAR EEN LEVENDE BRON VOOR HISTORISCH ONDERZOEK. 

Op de Algemene begraafplaats te Vriezenveen, ligt tussen de oude graven van autochtone Vriezenveners in, het graf van een jonge vrouw van elders. Het is het graf van Elisabeth Franciska Swart. Zij mocht maar 19 jaar oud worden. Zij is op 3 maart 1890 geboren te Makkum en is op 10 november 1909 te Vriezenveen overleden. Zij was een dochter van J.H. Swart en H. Swart-Rotman, wonende te Workum. 

De ouders maakten het overlijden van hun innig geliefde dochter bekend middels advertenties in de Leeuwarder Courant en het Nieuwsblad van Friesland. Haar overlijden werd ook door de afdeling Burgerlijke stand van de gemeente Wonseradeel (Workum) gepubliceerd in de Leeuwarder Courant. Kennelijk stond zij daar ingeschreven en niet in Vriezenveen. Dat intrigeert; waarom in Vriezenveen begraven en niet in haar ouderlijke woonplaats Workum?

Uit onderzoek blijkt is, dat zij vanaf eind augustus 1909 tot aan haar overlijden op 10 november 1909, slechts enkele maanden, als onderwijzeres heeft gewerkt op de Openbare Lagere School “de Oosterschool”, waar in die tijd Jan Hendrik Bolk de hoofdonderwijzer was. Deze school in Wijk I te Vriezenveen is in 1878 in gebruik genomen met toen155 leerlingen. Toen Bolk in 1937 als hoofdonderwijzer stopte waren er nog 112. In dit oude schoolgebouw is nu het Oorlogsmuseum Vriezenveen gevestigd, Oosteinde 364/366.

 Elisabeth was in de kost bij de weduwe H. van Hassel, wijk I nummer 10, het huidige Oosteinde 392. Haar kostvrouw was Berendina van Hassel, geboren Letteboer.  Berendina was sinds de dood van haar man Hendrik in januari in datzelfde jaar 1909 alleen en kinderloos achter geble-ven. Met Elisabeth onder haar dak was zij dus niet meer alleen.

Berendina is geboren en getogen in Vriezenveen. Hendrik is geboren in Nijkerk. Ze leerden el-kaar elders kennen en zij zijn in 1899 te Utrecht getrouwd; Berendina was toen 40 jaar oud en Hendrik 42. Hendrik was eerder getrouwd geweest met een tijd- en plaatsgenoot uit Nijkerk: Geesken Hinnen. Na een kinderloos huwelijk van 9 jaar werd in Amsterdam de scheiding uitge-sproken. Een jaar later trouwde hij met Berendina en zij zijn op enig moment in Vriezenveen gaan wonen. Hun huwelijk heeft slechts 10 jaren mogen duren. Hendrik stierf in januari 1909 op 51 jarige leeftijd. 

Met deze wetenschap blijven wij aan het eind van dit verhaal wel achter met onbeantwoorde vragen. Vragen die door een lezer zo maar naar eigen gevoel worden ingevuld.

Toen in augustus 1909 Elisabeth bij haar in de kost kwam, had Berendina weer iemand om voor te zorgen. Dat heeft helaas maar een paar maand mogen duren. Na de dood van Elisabeth was zij weer alleen. Hoe was de verhouding tussen Berendina en Elisabeth. Zag Berendina in Elisabeth het kind, dat ze zelf nooit heeft mogen krijgen? Waarom in Vriezenveen begraven en niet in de gemeente waar zij ingeschreven stond. Was Elisabeth zo met Berendina, haar werk, de school en met Vriezenveen verknocht geraakt? Wat was de doodsoorzaak; was zij ziek? 

Waar een oud opvallend graf al niet toe kan leiden. Herbeleving van het verleden eindigt veelal met vragen waar iedereen zijn eigen gedachten aan verbindt. De antwoorden liggen nog verscholen in de Vriezenveense samenleving. Antwoorden die mogelijk verrassen en weer andere vragen oproepen. Zo houdt de historie ons voorlopig nog wel even genoegzaam bezig.





maandag 27 september 2021

Geloof, hoop en liefde

 


Hij, die in de goede God van de Bijbel gelooft
vertrouwt op de genade, die ons in Christus is beloofd.
Hij wordt door de Heilige Geest, die in hem werkt
welgelukzalig gesterkt en dat geeft rust in zijn hoofd.

De dag beginnen met God loven en prijzen
Voor al het goede Hem dank en eer bewijzen.
Oprecht en van harte is hij daartoe wel zijn geneigd
voor ’t lieve leven dat hij vandaag weer van Hem krijgt.

Moeiten en zorgen van heden en misschien ook morgen
Voelen dan niet zwaar, worden dan licht van gewicht
De last op zijn schouders gaat Hij voor hem dragen
Een pak van zijn hart; geen reden meer tot klagen.

Welk kwaad de snoodaards ook tegen hem beramen
Hij blijft standvastig volharden; vast in zijn geloof
Voor hun schimpende spot en hoon is hij doof.
God zelf brengt die spotters wel tot bedaren

Het Christelijk geloof vervult voortdurend een vaste hoop
Die overal in de wereld wel te vinden is maar nergens te koop.

De Bijbel toont hem waar het bij hem nog aan schort
Wat er aan mankeert en hem leert wat zondig is en verkeerd;
dat hij zijn zonde inziet en dat Jezus alleen vergeving biedt.
Hij zijn leven geheel door de God van de Bijbel laat bepalen
Om bij Jezus vergeving, zijn genade en eeuwig heil te halen.

Hij, die bewust van zijn zonden in schuld is gehuld
wordt door Jezus verlost en van vrede en liefde vervuld
die liefde verblijd hem en doet zijn angsten verdwijnen
en met die liefde laat hij in zijn omgeving
de zon voor iedereen volop schijnen.

Die liefde bruist intens in ons, de zondige mens
als een diep en onwankelbaar verlangen
het hoogste goed en grootste wens
zonder, naar menselijker wijs,
daar enig bewijs
voor te willen
ontvangen.


© Gert Pape

donderdag 9 september 2021

Bedelarij - van galg en rad tot stichting Manna



Elk mens maakt onderscheid tussen goed en kwaad op basis van zijn gevoel en menswaardigheid. In de loop der tijden is men in de samenleving (strafbare) gedragingen anders gaan beoordelen. Zo is bijvoorbeeld bedelarij altijd als maatschappelijk ongewenst beschouwd. De wijze echter, hoe men dat probleem vroeger meende aan te moeten pakken en welke middelen daarbij werden gehanteerd, dat staat echter wel in scherp contrast met het huidige rechtsgevoel. 

Op 14 januari 1736 neemt de Graaf van Almelo kennis van het feit dat de ingezetenen van Vriezenveen veel last hebben van bedelaars. Hij besluit dan ook bedelaars te verbieden langs de deuren te gaan tenzij men hiervoor een schriftelijke vergunning kan overleggen. Hij gaat echter nog verder en verbiedt tevens, dat de ingezetenen zelf ook geen geld of goed mogen geven aan de bedelaars. Hij bepaalt dat voortaan ieder jaar in de maand december de kerkmeesters en diakenen een rondgang zullen houden voor geld en koren om dat aan de behoeftigen (armen) uit te delen. 

Bedelaars werden in vroeger eeuwen beschouwd als het uitschot van de maatschappij. Ronddolende  werkloze en dakloze armen, die door honger gedreven vervielen tot misdaad, werden aangeduid als “heidens” en ze werden ongenadig en onmenselijk hard bestreden. 

Door een detachement uit Zwolle werd bij het klooster te Sibculo een troep heidens aangevallen. Twee vrouwen en een man werden daarbij doodgeschoten. Een andere gearresteerde man moest op last van Gedeputeerde Staten door de armenjager aan één been worden opgehangen.

In het land waren in veel plaatsen zogenaamde “arrmenjagers” werkzaam. Zij moesten de bedelaars en vagebonden buiten de dorpsgrenzen weren. Het waren veldwachters die vaak door één of meer buurtschappen op eigen kosten werden ingehuurd, maar die zich wel dienden te voegen naar de orders van de schout. 

De heer van Almelo had binnen zijn heerlijkheid gevangenhuizen, kluisters, een pijnbank, en ook nog het zwaard, galg en rad als middelen om waarheid en recht te bevorderen. In 1723 werden twee heidinnen uit de heerlijkheid Almelo wegens dieverij eerst gegeseld en daarna verbannen uit de heerlijkheid van Almelo. Twee hongerige mannen werden wegens diefstal van 7 broden uit de bakkerij van Berent Hof veroordeeld tot een gevangenis van 2,5 jaar. Maar eerst werden te kijk gezet op het schavot. Ze kregen een papier op hun borst geplakt waarop stond wat ze misdaan hadden.

Bedelarij behoorde ooit gewoon tot de samenleving. Maar landloperij (waar bedelen vaak deel van uitmaakte) werd in het begin van de negentiende eeuw strafbaar gesteld. Omdat het betreffende artikel inmiddels in Nederland uit het Wetboek van Straf-is verdwenen is bedelen in principe niet meer strafbaar.

Tegenwoordig kan men een beroep doen op allerlei sociale voorzieningen. In principe zou niemand in ons land en dorp nog honger hoeven te lijden. De werkelijkheid is helaas wel eens anders. We mogen ons gelukkig prijzen met een particuliere initiatief zoals dat van Stichting Manna, die, zoveel als mogelijk is, aan behoeftigen uitdeelt. De samenleving heeft door de eeuwen heen een menswaardiger en socialer gezicht gekregen. Een proces, dat moet doorgaan want volmaakt is het nu ook nog niet.

 Historisch Museum Vriezenveen, Gert Pape


donderdag 26 augustus 2021

De Vriezenveense bodemschat en turfcultuur

DE 29E JULI WAS HET OVERSHOOT-DAY. DE DAG WAAROP DE WERELD  DIT JAAR AL WEER ALLES OPGESOUPEERD HEEFT WAT DE AARDE IN ÉEN JAAR OP KAN BRENGEN, ROOFBOUW OP DE NATUUR EN BODEM-SCHATTEN. HOE ZIJN WIJZELF IN ONZE OMGEVING DAARMEE OMGEGAAN? 

Ongerepte hoogveengebieden komen in Nederland nauwelijks meer voor, omdat de oorspronkelijke gebieden geheel of gedeeltelijk zijn afgegraven om turf te verkrijgen. Het te vervenen gebied moest eerst ontwaterd worden door het graven van kanalen met zijtakken (wijken), waarop afwateringssloten (raaien) aansloten.

In Overijssel waren grote gebieden bedekt met een metersdikke veenlaag die zich in miljoenen jaren had opgebouwd. Rond 1400 werd in de regio Zwolle al gestart met grootschalige vervening. Turf werd gestoken door particulieren en door vele grotere en kleinere verveners. De belangrijksten  in de omgeving Vriezenveen waren Van Royen, Terwindt Arntzveen en de Trio.

Omstreeks 1850 werd vanuit het Oosteinde een vaartje gegraven in noordelijke richting langs de Paterswal. Dit maakte de vervening van de bij Sibculo gelegen Ruslandvenen mogelijk. Deze vaart, de  Schipsloot, verbond zo het Superpluus, het Gravenveen , de 24 Akkers en het Engelandveen bij Bruinehaar. De laatste twee behoorden toe aan de graaf van Rechteren te Almelo.

In het seizoen van 1851 gingen er al een kleine duizend met turf beladen scheepjes door deze nieuwe sloot. De grondeigenaren / boeren waren verenigd in de Algemene Maatschappelijke Veenderij Rusland, en de Maatschappelijke Veenderij  Superpluus. In beide commissies waren ca. 30 boeren vertegenwoordigd. In Vriezenveen was het gebruikelijk, dat de ondergrond eigendom bleef van de Vriezenveense boer. De verveners kregen een beperkt aantal jaren (15-20) het recht van vervening.

Tijdens de eerste wereldoorlog kwamen de veenderijen tot grote bloei. Door heersende schaarste aan brandstoffen leverde de turf recordprijzen op. Tot in de 20e eeuw, zelfs nog enige tijd na de aanleg van de Vriezenveense wijk tot aan de Paterswal in 1905, zou er door de boeren nog turf door de Schipsloot worden afgevoerd. 

Door Terwindt Arntzveen waren al in 1892 veenaankopen gedaan met het oog op de toekomst. Zij bouwden in 1909 hun turfstrooiselfabriek aan het einde van de Vriezenveense wijk. Er werd onderzoek gedaan naar “vuuraanmakers”. Gesneden of gezaagde bolsterturf, die was gedrenkt in de brandbare stof parafine resulteerde in een product, een reep met 20 blokjes aanmakers, met een verbrandingsduur van ca. een kwartier. Deze blokjes waren geschikt voor het aanmaken van kachels, fornuizen en open haarden. Voor het aanmaken van bakkersovens waren er aanmakers van grotere vorm. Deze methode was ontwikkeld door Terwindt Arntsveen in Almelo en werd later in hun fabriek te Vriezenveen en ook door de Trio toegepast. Gedurende enige tijd werd er grootschalig geproduceerd totdat deze methodiek werd achterhaald door nieuwere technieken. (o.a. brikettering door Stork)

Uiteindelijk werd de vervening in 1971 stilgelegd in de nu geheten Engbertsdijksvenen. Er rest nog één bodemschat, slechts een laatste stukje ongerepte oergrond, de hoogveenkern te Kloosterhaar, volgens sommigen het laatste stukje nog groeiend hoogveen van Nederland.

 …instandhouding van het groeiend hoogveen,

een laatste restje van eens wel zeven meter dik,

dat afgestoken en verbrand, gedurende anderhalve eeuw

in warmte werd omgezet maar wel voorgoed verdween.    

 

Historisch Museum Vriezenveen, Gert Pape