Posts tonen met het label politie verhalen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label politie verhalen. Alle posts tonen

maandag 26 september 2016

20160915 Een belastingfraudeur bekent kleur


De politiek wilde ons destijds met sociale wetgeving goedbedoeld beloven

een staatsverzorging, onbekommerd leven van de wieg tot aan het graf, 
die regeling staat onder druk, de beloofde financiële glans is er nu van af,
althans dat willen slimme financiële jongens ons wel doen geloven.
Allerlei wetten, financiële regelingen, al dat ondoorzichtig gegoochel met geld
vallen nu anders uit en zijn nu niet meer zoals dat eerder werd voorgesteld.

In deze verzorgingsmaatschappij denkt een uitgekookte kiene slimme man
zijn opgebouwde sociale rechten te verzilveren; zo trekt hij dan sluw zijn plan,
zijn leven listiglijk, naar eigen inzichten zo probleemloos in te kunnen richten.
Hij benut daarbij maximaal zijn rechten en verzuimt hem opgelegde plichten,
leeft voor zichzelf, is dwars en wars van algemene aanvaarde solidariteit;
die egoïst heeft zich in zijn fiscale verantwoordelijkheid opzettelijk vergist.

Maar dan……

De belastingdienst kwam hem op 't spoor en had de stiekemerd al heel snel door
de inspecteur nam cynisch met een lach zijn hele hebben en houden in beslag
zo had die eigenzinnige stinkende rijke, intriest, alsnog mooi het nakijken
hij raakte alles kwijt en achteraf had hij natuurlijk ook nog vreselijke spijt,
hij gaat er nu onder gebukt, z'n frauduleus plannetje is helaas net niet gelukt.
en nu denkt hij: "net deze ene keer, dat was eens, maar dat doe ik nòòòòit weer".

Die ogenschijnlijk kiene en zakelijke man heeft God niet nodig
maar bij die onverwachte rampspoed raakt hij al gauw wanhopig,
moppert machteloos en roept het tenslotte luid en geheel ontdaan:
"o God, waarom doet U mij dit aan en overkomt mij al die ellende",
zo maakt hij God direct al een verwijt, die hij voorheen altijd ontkende.

Ik heb die troosteloze kreet uit hopeloze kelen wel vaker gehoord
en door die machteloze dan zo akelig en snoeihard verwoord:
"en als er dan een God is, waar is Hij dan, dat Hij dit laat gebeuren?"
dat zegt die in zijn leven zo uitermate maatschappelijke verwende
op die nogal ingrijpende en hem persoonlijk overkomen ellende,
vol boosheid, angst en wrok, maakt hij God tot zijn persoonlijke zondeboek,
nou net de Enige die troosten kan en juist zijn leven weer op kan beuren.

ach ach ….en nu .... wat dan…?



terneergeslagen zit hij nu daar
hopeloos met beide handen in z'n haar
hij kan 't toch weten en zal 't moeten erkennen,
hij overdenkt en peinst, komt tot de conclusie:
ik ben een fiasco, mijn leven is een illusie
ik alleen, ik kom hier zelf nooit meer doorheen
hulp van Iemand anders heb ik hoognodig,
oh, God, ik erken U nu, U bent niet overbodig,
och, heb met mij geduld, ik beken U nu mijn schuld
ontferm U over mij, ik…. ik heb U nu zo hard nodig!

berouw komt na de zonde en…… er is vergeving…..

Twee andere handen staan er voor hem klaar
twee wreed doorboorde maar toch zo open handen
die als een vriendelijk en uitnodigend gebaar
zich tot hem wendt en hem zo liefdevol wil zeggen;
je mag nu alles wat je oprecht berouwt en bezwaart
in mijn vertrouwde en vergevingsvolle handen leggen,
die handen …….dat zijn de handen van Jezus!


"komt allen tot mij,
die vermoeid en belast zijn
en ik zal u rust geven".
(Mattheus 28:11)

© Gert Pape

dinsdag 20 september 2016

Even de politie testen

Even de politie testen

20 september 2016, 

Gert Pape • oud-politieman
OPINIE

Als politieman geef ik claxonnerend en gebarend aan dat een jongeman zijn handen aan het stuur moet houden. Hij is al fietsend bezig een sinaasappel af te pellen. Hij steekt vriendelijk zijn duim omhoog en rijdt onverstoorbaar verder en negeert mijn aansporingen. Dat mag ik natuurlijk niet over mijn kant laten gaan. Even verderop houd ik de fietser staande. Hij pelt nonchalant zijn sinaasappel en negeert mij volkomen. Ik moest hieraan denken na het lezen van de column van André Zwartbol over zuigende en treiterende jongeren.

Ik zeg: ‘U had zeker wel begrepen dat u uw handen aan het stuur moest houden?’ ‘O, ja zeker wel’, antwoordt hij onverschillig zonder mij ook maar één seconde aan te kijken. ‘En waarom deed je dat niet?’ ‘Oh, daar had ik geen zin in. Ik was net met iets anders bezig.’ ‘U krijgt hiervoor een bekeuring. Wat wilt u zelf hierover verklaren?’

‘Niets, en ik wens ook niet door u geverbaliseerd te worden.’
Ik hoor een resolute stem waarin arrogantie doorklinkt.
Inwendig loopt de temperatuur al een beetje op. Ik vraag naar zijn personalia en krijg geen antwoord. ‘Als u niet meewerkt houd ik u aan en gaat u mee naar het bureau.’ Er komt zowaar weer wat geluid uit de lastpak: ‘Ik ga niet mee!’

Ik houd hem vervolgens aan, open de schuifdeur van de politiebus en zeg: ‘Zet u de fiets maar in de bus en ga er zelf ook in zitten!’‘Die fiets gaat niet mee en ik ook niet.’
Voor mij is de maat is vol. Ik trek ruw de fiets uit zijn handen en smijt ‘m in de auto. ‘En nu instappen anders ga je er precies zo achteraan.Ik zie dat hij even knippert met z’n ogen en warempel rustig instapt. Bij het bureau aangekomen, zet ik hem in de verhoorkamer en vraag hem nogmaals of hij mee wil werken. Er komt geen geluid uit.

Onze gast wordt niet veel later aan de hulpofficier van justitie voorgeleid, maar zwijgt in alle talen. Uitgelegd wordt wat de gevolgen zijn van zijn opstelling en welke juridische stappen er tegen hem kunnen worden ondernomen. Hij hoort het allemaal gelaten aan en doet er het zwijgen toe. Dan berg ik hem op achter de dikke deur van de enige cel die het bureau rijk is.

Na een halfuur wordt er op de celbel gedrukt. Onze gast wil praten. De afzondering heeft hem goed gedaan, want hij kan zich ineens weer zijn naam herinneren. Hij geeft toe dat hij de wet heeft overtreden en vertelt verder dat wij onze bevoegdheden en de juridische procedures correct hebben uitgevoerd.
Hij was rechtenstudent en wilde weleens weten hoever hij kon gaan.


Misschien zit deze dwarse gast nu wel achter de groene tafel ergens in den lande als rechter. Waarschijnlijker is dat hij bij de tegenpartij zit, als strafrechtadvocaat om dwarse gasten uit de cel te houden.

zondag 20 december 2015

20151220 De Irakese baptist

Enkele jaren geleden sprak ik “ambtshalve” een man van buitenlandse origine. Hij zat in de eerste fase van het zogenaamde  voorarrest omdat hij verdacht werd een misdrijf te hebben begaan.

De politie doet onderzoek en gaat uit van feiten en hoort de verdachte. In de periode dat je met de man in gesprek bent leer je hem wat beter kennen. Je moet nuchter en realistisch naar de kale feiten kijken maar het is ook een kwestie van gevoel en intuïtie.

Hij was een gevluchte Irakese baptist. De verdenkingen tegen hem waren niet zo sterk en ik wist uit ervaring dat hij, zonder aanvullend bewijs, de volgende fase van het voorarrest niet zou halen. Uit zijn verhoor durf ik te zeggen, dat ik hem wel geloofde. Mijn intuïtie zei me dat hij eerlijk was en ik herkende in hem een medechristen.

Hij was overtuigd dat hij met de hele zaak niets te maken had en hij vroeg zich af waarom hem dit nu toch overkwam, na alle ellende die hij al had meegemaakt. Het was een heftig en emotioneel gesprek, met veel tranen en heftige gebaren.

Hij kwam uit Zuid Irak waar zich een redelijk grote geloofsgemeenschap van baptisten bevond. Deze geloofsgemeenschap van baptisten houden zich allemaal bezig met de handel. Een vak, dat ze, in de verre historie, geleerd hebben van de Joden. Dit beroep wordt van vader op zoon overgedragen. Dat gold ook voor hem. Zijn opa had het aan zijn vader geleerd en hij had het van zijn vader geleerd en nu leerde hij het weer aan zijn inmiddels volwassen zoon.
Hij had in Irak de lagere school gevolgd, daarna het voortgezet onderwijs. Daarna is hij in de zaak van vader gaan werken. Als hobby studeerde hij daarnaast jaren psychologie aan de universiteit van Basra.

Maar toen begon de oorlog met Perzië (Iran) Hij moest het leger in en heeft twaalf jaar gevochten in die oorlog. Zijn vrienden, die met hem in de oorlog gingen zijn allemaal dood. Hij vroeg zich af waarom hijzelf niet dood was en waarom hij het wel had overleefd.

In dat heftige verhaal sprong hij op vanuit zijn stoel en trok zijn broekspijp omhoog. Hij wees een plek aan waar ik een rond litteken kon zien met een doorsnee van ca. 3 a 4 cm. Onmiskenbaar een litteken van een kogelwond. Vervolgens trok hij zijn overhemd omhoog tot onder de kin en toonde een soortgelijk litteken op een plek net boven waar het hart zit.
Hij wees de plek aan zei:  “Ik had dood moeten zijn”

Nadat hij al een paar jaar in Nederland was kwamen verdrongen herinneringen boven, die zich tot een oorlogstrauma ontwikkelden. Dit noodzaakte hem om  de hulp van een psychiater in te roepen.

Na de oorlog kwam de verharding, verdrukking en vervolging van de christenen/baptisten. Gezinnen werden thuis overvallen, mannen vermoord en de vrouwen verkracht.
Dit noopte hem ertoe om zijn huis, zijn zaak en auto te verkopen voor meerdere tienduizenden dollars. Dit geld is helemaal opgegaan aan de vlucht.

Al eerder waren andere gezinsleden en familieleden gevlucht. De meesten in Nederland en enkelen in Scandinavië.  Ze hadden gekozen voor Nederland omdat bij hen in Irak algemeen bekend was, dat Nederland het meest eerlijke rechtssysteem heeft. (zegt hij)

Eenmaal in Nederland heeft hij met zijn gezin een paar jaar in een asielzoekerscentrum doorgebracht. Daarna werd hem zijn vluchtelingenstatus toegewezen en kreeg hij een woning.  Omdat het ondernemerschap in zijn bloed en cultuur zit heeft nu weer een zaak opgestart in een mooie winkelstraat in een mooi Nederlands provinciestadje.

En nu overkomt hem dit! Hij vroeg zich af hoe dat nu kan en waarom. Hij was ten einde raad. Hij was niet bang voor ons of voor wie dan ook. Hij voelde zich wel verantwoordelijk voor zijn gezin en verdere familie.
Hij zag zijn onmacht om zijn onschuld aan te tonen. Hij gaf meerdere keren aan dat hij baptist was en daarbij keek hij ons vragend aan. Hij wilde daarbij kennelijk duidelijk maken dat dit norm was voor zijn denken en het garantiebewijs voor zijn eerlijkheid en of wij dat begrepen natuurlijk. Ik was in ieder geval van harte bereid om hem te geloven maar wij moeten ons aan de feiten houden.

Hij kwam tot de conclusie dat hij op de proef werd gesteld door God. Hij dacht zelfs dat hij voor jaren de bak in ging en zat te huilen met zijn hoofd in handen. Dat verleidde mij tot een minzaam glimlachje want dan kent hij het Nederlandse rechtssysteem toch nog niet zo goed. In tolerant Nederland wordt je voor het strafbare feit waarvan hij werd verdacht als First - offender hooguit tot 3 maanden veroordeeld. 

Toen hij daar zo in zak en as zat vroeg ik hem of hij het verhaal van Job kende.  “Job, Job … Job… ahhh Eyup bedoelt u? “ We hebben gesproken over Job ( Eyup in het Arabisch), hoe rijk die was, een mooi gezin had en alles, alles kwijtraakte en zelfs ook nog ziek werd. Job werd ook zwaar op de proef gesteld.

Maar je moet net als Job altijd op God blijven vertrouwen al raak je alles kwijt wat je lief en dierbaar is en al laten je vrienden je ook nog in de steek. Uiteindelijk is het voor Job op basis van dat vertrouwen helemaal goed gekomen en heeft hij alles en nog meer teruggekregen.

En zo zei ik tegen hem, ook aan jouw ellende komt wel weer een eind!
We zijn met een hartelijke en welgemeende handdruk uit elkaar gegaan.
Later hoorde ik dat hij de volgende dag al weer vrij rondliep op Neerlands tolerante bodem.


donderdag 5 november 2015

20150929 heterdaadje - uit de oude doos

In de jaren 1981 - 84 werkte ik bij de Rijkspolitie te Westerhaar. Dat was ruim voor de reorganisatie van de Rijks - en Gemeentepolitie, die opgingen in de regiopolitiekorpsen. Vele kleine politiebureaus op het platteland werden gesloten en dienders werden overgeplaatst naar grotere bureaus / plaatsen.

Ik woonde destijds in Westerhaar met mijn gezin in een dienstwoning. Via de garage was er een doorgang naar het bureau. De telefoon, de voordeurbel en de celbel konden allemaal doorgeschakeld worden naar mijn woning. In deze tijd is dat nu ondenkbaar.

Op een zondagavond na einde dienst opende ik de garagedeur van bureau Westerhaar om de politieauto, een Volvo 340, te parkeren. Ik stapte weer in en hoorde via de mobilofoon over een achtervolging op de Rijksweg N36. Ik vroeg om nadere informatie. Het bleek, dat er een BMW was gestolen te Almelo. Deze reed in de richting Vriezenveen. Even later een bericht van de collegae Vriezenveen, dat de BMW nu richting Westerhaar rijdt en zij reden (tuften) er met de bus (prematuur model VW Transporter) achteraan; een ongelijke strijd.

Ik gaf de meldkamer door, dat ik naar de oprit van de N36 te Westerhaar zou rijden. Ik posteerde mij aan het eind van de oprit en doofde de verlichting. Ik vroeg de andere collegae wanneer ik de BMW kon verwachten. Ze hadden hem inmiddels uit het oog verloren en zeiden, dat het "bere" hard ging. Ik moest er maar vanuit gaan, dat de eerstkomende auto de gestolen BMW zou zijn.

Op enkele honderden meters afstand zag ik opeens twee koplampen na een flauwe bocht opdoemen. De auto naderde met hoge snelheid. Ik liet hem naderen tot ca. 100 meter en zette  de politieauto pontificaal, dwars en midden op de weg en deed ineens alle "lichten, toeters en bellen" aan. Ik merkte dat hij schrok. Ik zag hem even slingeren en in een reactie nam hij de afrit aan de andere kant. Ik volgde direct en aan het eind van de afrit zat ik er kort achter omdat de BMW moest wachten voor ander verkeer. Ik had voortdurend contact met de meldkamer en gaf elke ontwikkeling door. De BMW bestuurder sloeg vervolgens rechtsaf, richting Sibculo maar stopte na 20 meter. Hij zette de auto aan de kant. Ik stopte weer 10 meter achter hem.

Ik zag, dat de bestuurder driftig uitstapte, hij liet het portier open en kwam als een dolle stier in mijn richting. Hij droeg een bruin leren jasje en ik zag, dat de voering van zijn jaszak eruit hing. Alles gaf ik door aan de meldkamer. Ze maanden mij tot voorzichtigheid. Ik dacht, dat die gast wel eens iets gepakt kon hebben, mogelijk een wapen.

Ik opende het portier en met één been binnen en één buiten de auto richtte ik het dienstpistool, over het geopende portier heen, op de gebelgde BMW bestuurder. Ik riep hem toe: "Halt politie, handen omhoog". De man stopte prompt en ik liep gewapend in zijn richting. Ik sommeerde hem om te draaien en liet hem naar de BMW lopen. Hij moest zijn handen breed gespreid op de kofferbak plaatsen, de benen achteruit en eveneens breed gespreid. Zo stond hij vooroverhellend (volgens het boekje) in onbalans.
"En nu blijven staan" zei ik, wachtend op de hopelijk snel komende collega's.


Ik weet niet hoe lang ik daar gestaan heb, maar ik vond het uren duren. De collega's kwamen en boeiden de man en voerden hem af. Tijdens het onderschot houden is er door beiden niets gezegd. De spanning van beiden hing bijna voelbaar in de lucht.

In die jaren 80 werd er met een "bakkie" breed naar de politieberichten geluisterd. Men had via 't bakkie alle mobilofoon verkeer meegekregen en was naar de plaats van actie getogen. Ik had ze niet horen komen en was door hun aanwezigheid verrast.
Maar dat applausje deed me goed en is nog steeds een prettige herinnering aan een mooie tijd.


Eindelijk kon ik het pistool laten zakken en me omdraaien. Toen pas zag ik op enige afstand een groep van enkele tientallen mensen staan kijken en zowaar ......... ik kreeg een staande ovatie.

Als 't vlammetje dooft in 't hoofd

Hij vecht voor het behoud van zijn memorie, vreest nog meer het verlies van eigen historie, steevast en heel stellig blijft hij ontkennen da...