De familie Kruys behoorde enkele eeuwen tot de notabelen van Vriezenveen. Zij waren vertegenwoordigd in het lokale bestuur en in de zakenwereld. Zij waren schout, zelfstandig ondernemer of waren actief binnen Vriezenveens - Russische ondernemingen te Sint Petersburg.
Over deze familie Kruys is meer bekend dan van andere soortgelijke Rusluie. Zij waren erg bedreven in het schrijven. Dat was bij hen tot kunst verheven maar ook andere kunstvormen kregen ruime aandacht. Er zijn nogal wat familieleden onder hen geweest, die hun bevindingen en gevoelens vastlegden in proza (dagboeken, brieven) of in poëzie (gedichten) in de bloemrijke taal van hun eeuw.
In 1812 wordt Jacob Urzinus Zacharias Kruijs geboren, zoon van vader Jan Kruijs en Maria Grevestein. Vader Jan was één van de laatste schouten en de eerste Burgmeester van Vriezenveen. Vader Jan schreef een dagboek dat een goed historisch beeld geeft van de Vjeanse samenleving van toen. Jacob was het negende kind van Jan en Maria en na hen hem kwam er nog eentje.
Jacob was nog maar 14 jaar toen hij evenals eens zijn vader, grootvader, ooms en neven vertrok naar Sint Petersburg om daar te gaan werken. Op 14 juli 1826 vertrok hij met de huifkar van de gezamenlijke Rusluie vanaf het vaste vertrekpunt aan het Oosteinde (Smeltschuur). Hij was in gezelschap van vier volwassen personen waaronder zijn zwager. De anderen waren in dienst van het familiebedrijf Kruijs Engberts & Co. Thuis was Jacob goed toegerust maar hij zou zijn opleiding gaan voortzetten binnen een andere Vriezenveens – Russische onderneming, namelijk Jansen, Joost & Co.
Dankzij het verslag van deze jongeman is er inzicht verkregen in de route en het verloop de reis van de Rusluie naar Sint Petersburg. Die reis duurde 14 dagen waarin er nauwelijks tijd werd genomen om te rusten. In de kar was slechts ruimte voor één slaapplaats. De route liep langs 90 met name genoemde steden dorpen en gehuchten. Slechts één keer nam men gezamenlijk een nachtrust van ongeveer 6 uur. De totale reisroute liep over een lengte van ongeveer 2350 km. Tijdens de reis werd er 62 keer gestopt om paarden te verversen. Bij een posthuis werden de oude paarden verkocht en moesten er wel op tijd nieuwe beschikbaar zijn.
Jacobs verslag is geen mooi avontuurlijk of een geromantiseerd jongensverhaal geworden maar een kaal koud staccato verslag van een bijna non-stop, dag en nacht en “aait vedan” reis over vaak hobbelige wegen. Onderweg was er zodoende weinig te beleven. Waar Jacob wel enthousiast over schreef was de “heerlijke chaussee” de verharde wegen die eerder door de Fransen waren aangelegd. Steevast vermeldde hij bij halteplaatsen wat er “gespijzigt” werd, een kennelijk een smakelijk dagelijks hoogtepunt tijdens de reis.
Het is een bijzonder informatief reisdagboekje geworden van enige historisch waarde. Het ontbeert echter de van een Kruijs te verwachten bloemrijke beschrijving. En als men dan toch iets persoonlijks verwacht, dan was het misschien wel dit; Bij Kruijs thuis hadden ze een grote hond “Roldan” maar die was nog lang niet zo groot als dat mormel wat ze daar in Custriem tegenkwamen.
En de familie Kruijs….. ja die is ook al een eeuw niet meer in Vriezenveen te vinden.